Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wetboek van Koophandel

 

Artikel 414
1
De schepeling verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste dertig dagen.
2
De schepeling behoudt zijn aanspraak op vakantie over het tijdvak gedurende hetwelk hij studieverlof geniet en van zijn werkgever een studieuitkering ontvangt.
3
Niet tot vakantie wordt gerekend:
a
officieel of algemeen erkende feestdagen;
b
tijdelijk verlof om aan wal te gaan;
c
compensatieverlof;
d
de tijd van het vervoer, bedoeld in lid 7.
4
De werkgever van de schepeling is verplicht om vijftien kalenderdagen van de vakantie, bedoeld in lid 1, aaneengesloten te geven. Van deze verplichting kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.
5
De vakantie moet zo worden verleend dat de schepeling telkens na verloop van twee jaren alle dagen heeft genoten waarop hij aanspraak heeft. De verjaringstermijn, bedoeld in artikel 642 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, beloopt voor de schepeling drie jaren.
6
De vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt desverlangd aan de schepeling gegeven in de plaats alwaar hij is gemonsterd, of de plaats alwaar hij is aangeworven, al naar gelang die plaats het dichtst is gelegen bij de woonplaats van de schepeling. Van deze regeling kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.
7
Indien de schepeling genoodzaakt is de vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan te vangen op een andere plaats dan die bedoeld in lid 6, is de werkgever gehouden zorg te dragen voor kosteloos vervoer naar die andere plaats alsmede voor de betaling van de kosten van levensonderhoud gedurende dat vervoer.
8
Een schepeling die zijn vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geniet, wordt slechts in gevallen van uiterste noodzaak teruggeroepen en wel na tijdige kennisgeving.
9
De aanspraak op vakantie zonder behoud van loon, bedoeld in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt verminderd met de tijd gedurende welke de schepeling, nadat hij de aanspraak heeft verworven, nog niet in dienst was getreden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •